Startpagina Startpagina

NeoRecormon
epoetin beta

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker


NeoRecormon 500 IE

NeoRecormon 2.000 IE

NeoRecormon 3.000 IE

NeoRecormon 4.000 IE

NeoRecormon 5.000 IE

NeoRecormon 6.000 IE

NeoRecormon 10.000 IE

NeoRecormon 20.000 IE

NeoRecormon 30.000 IE

oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit

epoëtine bèta


Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in voor u.


Het voorbereiden van de injectie


  1. Gebruik een goed verlicht, schoon en vlak werkoppervlak.

    • Neem de verpakking met de spuit(en) en naald(en) uit de koelkast.


  2. Controleer de verpakking op beschadigingen en controleer of de houdbaarheidsdatum op de verpakking niet verstreken is.

    • Gebruik de spuit niet als de houdbaarheidsdatum verstreken is, als de spuit gevallen of beschadigd is, of als de verpakking geopend lijkt te zijn geweest. Ga in dat geval verder naar stap 19 en neem contact op met uw zorgverlener.


  3. Neem een spuit uit de verpakking en een naald uit het naalddoosje. Wees voorzichtig bij het oppakken van de spuit en zorg ervoor dat u de spuit altijd vasthoudt zoals weergegeven in het plaatje hieronder.

    • Houd de verpakking niet op de kop om de spuit eruit te halen.

    • Houd de spuit niet vast aan de zuiger of de beschermhuls.

      Opmerking: wanneer u een multiverpakking heeft, plaats dan de verpakking met de overige spuit(en) en naald(en) terug in de koelkast

      image

  4. Inspecteer de spuit en naald goed

    • Controleer de spuit en naald op beschadigingen. Gebruik de spuit niet als u de spuit heeft laten vallen of als er een onderdeel van de spuit beschadigd lijkt te zijn.

    • Controleer de houdbaarheidsdatum op de spuit en naald. Gebruik de spuit of naald niet als de houdbaarheidsdatum verstreken is.

    • Controleer de vloeistof in de spuit. De vloeistof moet helder en kleurloos zijn. Gebruik de spuit niet als de vloeistof troebel of verkleurd is of deeltjes bevat.


  5. Leg de spuit op een schoon en vlak oppervlak.

    • Laat de spuit 30 minuten liggen om vanzelf op kamertemperatuur te laten komen en laat daarbij de beschermhuls erop zitten.

    • Versnel het opwarmproces op geen enkele manier, en plaats de spuit niet in een magnetron of in warm water.

      Opmerking: Als de spuit niet op kamertemperatuur wordt gebracht, kan de injectie onaangenaam

      aanvoelen en kan het lastig zijn om de zuiger omlaag te drukken.

      image


  6. Bevestig de naald op de spuit.

    • Haal de naald uit de blisterverpakking.

    • Trek de rubber dop van het eind van de spuit af (A).

    • Gooi de rubber dop onmiddellijk weg in de niet-doorprikbare wegwerpcontainer of naaldcontainer.

    • Raak het uiteinde van de spuit niet aan.

    • Duw niet op of trek niet aan de zuiger.

    • Houd de spuit vast en druk de naald op de spuit (B).

    • Draai voorzichtig totdat de naald er volledig op zit (C).


      Rubber dop

      image

      A)

      image

      B)


      image

      C)


  7. Leg de spuit op een schoon en vlak oppervlak totdat deze gebruikt wordt.


  8. Was uw handen met zeep en water.


  9. Kies een injectieplaats:

    • De aanbevolen injectieplaatsen zijn de bovenkant van uw dij of de onderkant van uw buik onder de navel. Injecteer niet binnen 5 cm rond uw navel.

    • Kies voor elke injectie een andere injectieplaats.

    • Injecteer niet in moedervlekken, littekens, blauwe plekken of gebieden waar de huid gevoelig, rood, hard of niet intact is.

      image

    • Injecteer niet in een ader of spier.


      = injectieplaatsen

  10. Reinig de injectieplaats met een alcoholdoekje en laat 10 seconden aan de lucht drogen.

    • Het schoongemaakte gebied niet droog waaieren of blazen.

    • Raak de injectieplaats niet meer aan voordat u de injectie toedient.

      image


      Het toedienen van de subcutane injectie


  11. Beweeg de naaldbeschermer van de naald af in de richting van de spuit.

    image


  12. Houd de spuit en naald stevig aan de basis vast en trek de beschermhuls van de spuit af. Gebruik de spuit binnen 5 minuten na het verwijderen van de beschermhuls, anders kan de naald verstopt raken.

    • Houd de zuiger niet vast terwijl u de beschermhuls verwijdert.

    • Raak de naald niet aan nadat u de beschermhuls heeft verwijderd.

    • Plaats de beschermhuls niet terug op de naald.

      Gooi de beschermhuls onmiddellijk weg in een naaldcontainer.

      image

  13. Houd de spuit vast met de naald omhoog gericht. Verwijder de grotere luchtbellen door voorzichtig met uw vingers tegen de spuit te tikken zodat de luchtbellen naar boven komen. Duw vervolgens langzaam de zuiger omhoog om de luchtbellen uit de spuit te stuwen.

    image


  14. Pas het volume aan tot de aan u voorgeschreven dosis door langzaam de zuiger in te duwen.

    image


  15. Knijp de huid van de gekozen injectieplaats samen en breng de naald met een snelle, krachtige beweging geheel in onder een hoek van 45° tot 90°.

    • Raak de zuiger niet aan terwijl u de naald in de huid inbrengt.

    • Breng de naald niet in door kleding heen.

      Laat de huid los zodra de naald is ingebracht en houd de spuit stevig op zijn plaats.

      image


  16. Injecteer langzaam de voorgeschreven dosis door voorzichtig de zuiger geheel in te duwen.

    • Verwijder de naald en spuit uit de injectieplaats onder dezelfde hoek als bij het inbrengen.

      image


      Na de injectie


  17. De injectieplaats kan een beetje bloeden. U kunt een droog, steriel watje op de injectieplaats drukken. Wrijf niet over de injectieplaats.

    • Indien nodig kunt u de injectieplaats afdekken met een kleine pleister.

    • In het geval dat het geneesmiddel met de huid in contact is gekomen, was dan het gebied dat in aanraking is gekomen met het geneesmiddel met water.


  18. Beweeg de naaldbeschermer 90° naar voren, weg van de spuit (A).

    Houd de spuit met één hand vast, duw de naaldbeschermer naar beneden tegen een plat oppervlak met een snelle, krachtige beweging totdat u een ‘klik’ hoort (B).

    • Wanneer u geen klik hoort, kijk dan of de naald compleet afgeschermd wordt door de naaldbeschermer.

    • Houd uw vingers altijd achter de naaldbeschermer en weg van de naald.

      image

      A)


      image

      B)

  19. Gooi uw spuit na gebruik onmiddellijk weg in een naaldcontainer

    • Probeer de gebruikte injectienaald niet van de gebruikte spuit af te halen.

    • Plaats de beschermhuls niet terug op de naald

    • Gooi de spuit niet in de vuilnisbak.

Belangrijk: houd de naaldcontainer altijd buiten het bereik van kinderen.

<------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------>


Instructie voor gebruik alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg


De volgende instructies leggen uit hoe u een intraveneuze injectie met NeoRecormon moet toedienen. Zorg ervoor dat u de ‘Instructies voor gebruik’ en de bijsluiter leest, begrijpt en opvolgt voordat u NeoRecormon injecteert.


Het toedienen van de intraveneuze injectie


Het voorbereiden van de injectie: volg stap 1 tot en met 8.


  1. Selecteer een ader. Verander bij elke injectie van ader om gevoeligheid op één plaats te voorkomen.

    • Injecteer niet in een rood of gezwollen gebied.

    • Injecteer niet in een spier.

      Maak de huid boven de ader schoon met een alcoholdoekje en laat drogen.

    • Het schoongemaakte gebied niet droog waaieren of blazen.

    • Raak de injectieplaats niet meer aan voordat de injectie wordt toegediend.


  2. Bereid de spuit en naald voor: volg stap 11 tot en met 14.


  1. Breng de naald in de ader in.

    • Houd de zuiger niet vast of duw niet op de zuiger terwijl u de naald inbrengt.


  2. Injecteer langzaam de voorgeschreven dosis door voorzichtig de zuiger geheel in te duwen.

Verwijder de naald en spuit uit de injectieplaats onder dezelfde hoek als bij het inbrengen.


Volg na de injectie stap 17 tot en met 19.


Het toedienen van de intraveneuze injectie via een injectiepoort


Het voorbereiden van de injectie: volg stap 1 tot en met 8.


  1. Maak de huid boven de injectiepoort schoon met een alcoholdoekje en laat drogen. Maak de injectiepoort schoon zoals aangegeven door de fabrikant.

    • Het schoongemaakte gebied niet droog waaieren of blazen.

    • Raak de injectieplaats niet meer aan voordat de injectie wordt toegediend.


  2. Bereid de spuit en naald voor: volg stap 11 tot en met 14.


  1. Breng de naald in de injectiepoort in (volg de instructies van de fabrikant van de injectiepoort).

    • Houd de zuiger niet vast of duw niet op de zuiger terwijl u de naald inbrengt.


  2. Injecteer langzaam de voorgeschreven dosis door voorzichtig de zuiger geheel in te duwen.

Verwijder de naald en spuit uit de injectiepoort onder dezelfde hoek als bij het inbrengen.


Volg na de injectie stap 17 tot en met 19.