Startpagina Startpagina

Nulojix
belatacept

Bijsluiter: Informatie voor de gebruiker


NULOJIX 250 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie belatacept


Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in voor u.


Praktische details voor de reconstitutie van de injectieflacons

Maak aseptisch elke injectieflacon gereed met 10,5 ml van één van de volgende oplosmiddelen (steriel water voor injecties, natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor injectie of 5% glucoseoplossing voor injectie), met gebruikmaking van de meeverpakte wegwerpspuit (nodig om aggregaatvorming te voorkomen) en een naald van 18-21 gauge. De spuiten zijn van een maatstreepje voorzien in eenheden van 0,5 ml; daarom moet de berekende dosis worden afgerond op de dichtstbijzijnde 0,5 ml.


Verwijder de flip-off dop van de injectieflacon en veeg de bovenkant af met een alcoholdoekje. Steek de naald in de injectieflacon via het midden van de rubberen stopper. Richt de stroming van de vloeistof naar de glazen wand van de injectieflacon en niet in de richting van het poeder. Verwijder de spuit en naald nadat 10,5 ml reconstitutievloeistof aan de injectieflacon is toegevoegd.


Om de vorming van schuim zoveel mogelijk te beperken, moet u de injectieflacon voorzichtig heen en weer bewegen en omkeren gedurende ten minste 30 seconden of tot het poeder geheel is opgelost. Niet schudden. Hoewel er wat schuim kan achterblijven op het oppervlak van de gereconstitueerde oplossing, bevat elke injectieflacon voldoende extra belatacept om verlies bij het optrekken te compenseren. Zo kan 10 ml van een 25 mg/ml belataceptoplossing uit elke injectieflacon worden opgetrokken.


De gereconstitueerde oplossing moet helder tot enigszins opalescent en kleurloos tot lichtgeel worden. Niet gebruiken bij aanwezigheid van ondoorzichtige deeltjes, verkleuring of andere vreemde deeltjes. Het wordt aanbevolen om de gereconstitueerde oplossing onmiddellijk uit de injectieflacon naar de infuuszak of -fles over te brengen.


Praktische details voor het bereiden van de oplossing voor infusie

Verdun na reconstitutie het product tot 100 ml met natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor infusie of 5% glucoseoplossing voor injectie. Trek vanuit een 100 ml infuuszak of -fles (normaal is een infusievolume van 100 ml voldoende voor de meeste patiënten en doses, maar een infusievolume

variërend van 50 ml tot 250 ml kan worden gebruikt) een volume van natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) oplossing voor infusie of 5% glucoseoplossing voor injectie op gelijk aan het volume (ml gelijk aan totale dosis in mg gedeeld door 25) van de gereconstitueerde NULOJIX-oplossing vereist voor het leveren van de dosis en gooi dit weg. Voeg langzaam de vereiste hoeveelheid gereconstitueerde NULOJIX-oplossing uit elke injectieflacon toe aan de infuuszak of -fles met gebruikmaking van dezelfde wegwerpspuit die is gebruikt voor de reconstitutie van het poeder. Meng voorzichtig de infusiecontainer. De concentratie belatacept in de infusie moet tussen 2 mg en 10 mg belatacept per ml oplossing zijn.


Alle ongebruikte inhoud van de injectieflacons moet worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.


Toediening

Wanneer reconstitutie en verdunning zijn uitgevoerd onder aseptische condities, moet de NULOJIX- infusie onmiddellijk gestart worden of voltooid zijn binnen 24 uur na reconstitutie van het poeder. Als

de oplossing voor infusie niet onmiddellijk wordt gebruikt, kan deze worden bewaard in de koelkast (2°C – 8°C) gedurende maximaal 24 uur. Niet in de vriezer bewaren. De oplossing voor infusie mag maximaal 4 van de in totaal 24 uur onder de 25°C bewaard worden. De infusie moet worden voltooid binnen 24 uur na reconstitutie van het poeder. Voorafgaand aan toediening moet de oplossing voor infusie visueel worden gecontroleerd op deeltjes of verkleuring. Gooi de oplossing weg als deeltjes of verkleuring worden waargenomen. De gehele, volledig verdunde infusie moet worden toegediend over een periode van 30 minuten en moet worden toegediend met een infusieset en een steriel, niet- pyrogeen, laag-eiwitbindend filter (poriegrootte van 0,2 μm tot 1,2 μm). Na toediening wordt aanbevolen om de intraveneuze lijn door te spoelen met infusievloeistof om ervoor te zorgen dat de gehele dosis wordt toegediend.


NULOJIX moet niet gelijktijdig worden toegediend in dezelfde intraveneuze lijn met andere middelen. Er zijn geen fysische of biochemische verenigbaarheidsstudies uitgevoerd om de co- administratie van NULOJIX met andere middelen te evalueren.


Niets van de oplossing voor infusie bewaren voor hergebruik.


Verwijdering

Alle ongebruikte producten of afvalmaterialen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.