Startpagina Startpagina

Omnitrope
somatropin

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker


Omnitrope 1,3 mg/ml poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie


somatropine


Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in voor u.


Heeft u te veel van dit middel gebruikt?


Als u veel meer injecteert dan u zou mogen, neem dan zo snel mogelijk contact op met uw arts of apotheker (de arts of apotheker van uw kind). Het is mogelijk dat de bloedglucosespiegel te laag daalt en later te hoog stijgt. Het is mogelijk dat u (uw kind) zich beverig, zweterig, slaperig of “niet zichzelf” voelt en het is mogelijk dat u (uw kind) flauwvalt.


Bent u vergeten dit middel te gebruiken?


Neem geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen. Het beste is dat u (uw kind) het groeihormoon regelmatig gebruikt. Als u een dosis bent vergeten toe te dienen, dien dan de dag daarna de volgende injectie op het gebruikelijke tijdstip toe. Maak een notitie van eventuele injecties die u heeft overgeslagen en vertel het uw arts (de arts van uw kind) bij de eerstvolgende controle.


Als u stopt met het gebruik van dit middel


Vraag advies aan uw arts (de arts van uw kind) voordat u (uw kind) met de behandeling met Omnitrope stopt.


Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of apotheker of verpleegkundige.


  1. Mogelijke bijwerkingen


    Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken. De bijwerkingen die zeer vaak of vaak bij volwassenen optreden, kunnen in de

    eerste maanden van de behandeling voor het eerst optreden en kunnen ofwel vanzelf verdwijnen of als uw dosis (de dosis van uw kind) wordt verlaagd.


    Bijwerkingen die zeer vaak voorkomen (komen naar verwachting bij meer dan 1 op 10 patiënten voor) zijn:


    • Gewrichtspijn

    • Ophoping van water (wat zich uit in de vorm van opgezette vingers of opgezwollen enkels hetgeen kortdurend optreedt na aanvang van de behandeling)

    • Roodverkleuring, jeuk of pijn op de injectieplaats


      Bijwerkingen die vaak voorkomen (komen naar verwachting bij minder dan 1 op 10 patiënten voor) zijn:


    • Jeukende bulten op de huid

    • Huiduitslag

    • Gevoelloosheid/tintelingen

    • Stijfheid in de armen en benen, spierpijn


      Bij volwassenen

    • Pijn of branderig gevoel in de handen of onderarmen (carpaletunnelsyndroom)


      Bijwerkingen die soms voorkomen (komen naar verwachting bij minder dan 1 op 100 patiënten voor) zijn:


    • Borstgroei (gynaecomastie)

    • Jeuk


      Bijwerkingen die zelden voorkomen (komen naar verwachting bij minder dan 1 op

      1.000 patiënten voor) zijn:


      Bij kinderen

    • Leukemie (dit is gemeld bij een klein aantal patiënten met groeihormoondeficiëntie, van wie enkelen met somatropine zijn behandeld. Toch is er geen bewijs dat de incidentie van leukemie verhoogd is bij patiënten die groeihormoon krijgen zonder de aanwezigheid van predisponerende factoren.

    • Verhoogde intracraniale druk (wat leidt tot verschijnselen zoals erge hoofdpijn, gezichtsstoornissen of braken)


      Niet bekend (de frequentie kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald):


    • Diabetes type 2

    • Een afname van de hoeveelheid van het hormoon cortisol in het bloed

    • Gezwollen gezicht

    • Hoofdpijn

    • Hypothyreoïdie


      Bij volwassenen

    • Verhoogde intracraniale druk (wat leidt tot verschijnselen zoals erge hoofdpijn, gezichtsstoornissen of braken)


      Vorming van antilichamen in reactie op het geïnjecteerde groeihormoon, maar deze lijken geen remmend effect te hebben op de werking van het groeihormoon.


      Het is mogelijk dat de huid rondom de injectieplaats onregelmatig wordt of bulten gaat vertonen, maar dit zou niet het geval mogen zijn als u telkens op een andere plaats injecteert.

      Er waren zeldzame gevallen van plotseling overlijden bij patiënten met Prader-Willi-syndroom. Er kon echter geen verband worden gelegd tussen deze gevallen en behandeling met Omnitrope.


      Uw arts (de arts van uw kind) kan denken dat er mogelijk sprake is van afglijding van de dijbeenkop ter hoogte van de groeischijf of van de ziekte van Legg-Calvé-Perthes, als er ongemak of pijn in de heup of de knie ontstaat tijdens behandeling met Omnitrope.


      Andere mogelijke bijwerkingen in verband met uw behandeling kunnen zijn:


      u (uw kind) kan een hoge bloedsuikerspiegel krijgen, of een verlaagde spiegel van het schildklierhormoon. Dit kan door uw arts (de arts van uw kind) worden getest en indien nodig zal uw arts (de arts van uw kind) een passende behandeling voorschrijven. Het is zelden voorgekomen dat ontsteking van de alvleesklier werd gemeld bij patiënten die werden behandeld met groeihormoon.


      Het melden van bijwerkingen

      image

      Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook

      rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen

      te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.


  2. Hoe bewaart u dit middel?


    Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.


    Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op het etiket en op de doos na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.


    • Gekoeld bewaren en transporteren (2 °C–8 °C).

    • Niet in de vriezer bewaren.

    • Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.

    • Vanuit microbiologisch gezichtspunt moet het product na reconstitutie onmiddellijk worden gebruikt. In de oorspronkelijke verpakking is chemische en fysische stabiliteit bij gebruik bij een temperatuur tussen 2 ºC en 8 ºC gedurende 24 uur aangetoond.

    • Alleen voor éénmalig gebruik.

    Gebruik Omnitrope niet als u merkt dat de oplossing troebel is.


    Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.


  3. Inhoud van de verpakking en overige informatie Welke stoffen zitten er in dit middel?

De werkzame stof in dit middel is somatropine.


Een injectieflacon bevat 1,3 mg (overeenkomend met 4 IE) somatropine na reconstitutie (oplossen) in 1 ml oplosmiddel.


De andere stoffen in dit middel zijn: Poeder:

glycine

dinatriumwaterstoffosfaat-heptahydraat

natriumdiwaterstoffosfaat-dihydraat


Oplosmiddel:

water voor injectie


Hoe ziet Omnitrope eruit en hoeveel zit er in een verpakking?


Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie (poeder in een injectieflacon (1,3 mg), oplosmiddel in een injectieflacon (1 ml).

Verpakkingsgrootte van 1.

Het poeder is wit en het oplosmiddel is een heldere, kleurloze oplossing.


Houder van de vergunning voor het in de handel brengen


Sandoz GmbH Biochemiestr. 10 A-6250 Kundl Oostenrijk


Fabrikant


Sandoz GmbH Biochemiestr. 10

A-6336 Langkampfen Oostenrijk


Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in {MM/JJJJ}


).