Startpagina Startpagina

NovoMix
insulin aspart

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker


NovoMix 30 Penfill 100 eenheden/ml suspensie voor injectie in een patroon

30% opgeloste insuline aspart en 70% insuline aspart protamine in kristallijne vorm


Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in voor u.


Inhoud van deze bijsluiter


  1. Wat is NovoMix 30 en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

  2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

  3. Hoe gebruikt u dit middel?

  4. Mogelijke bijwerkingen

  5. Hoe bewaart u dit middel?

  6. Inhoud van de verpakking en overige informatie


  1. Wat is NovoMix 30 en waarvoor wordt dit middel gebruikt?


    NovoMix 30 is een moderne insuline (insuline-analoog) met zowel een snelwerkend als een middellangwerkend effect, in de verhouding 30/70. Moderne insulineproducten zijn verbeterde versies van humane insulines.


    NovoMix 30 wordt gebruikt om de hoge bloedsuikerspiegel te verlagen bij volwassenen, jongeren tot 18 jaar en kinderen vanaf 10 jaar met diabetes mellitus (diabetes). Diabetes is een aandoening waarbij uw lichaam onvoldoende insuline aanmaakt om uw bloedsuikerspiegel te kunnen regelen.


    NovoMix 30 begint ongeveer 10 tot 20 minuten na de injectie uw bloedsuikerspiegel te verlagen. Het maximale effect treedt 1 tot 4 uur na de injectie op en houdt tot 24 uur aan.


    Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2, kan NovoMix 30 worden gebruikt in combinatie met tabletten voor diabetes en/of met injecteerbare antidiabetesmiddelen.


  2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn? Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?

    ► U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6, Inhoud van de verpakking en overige informatie.

    ► U vermoedt dat een hypoglykemie (lage bloedsuiker) aanvangt, zie a) Samenvatting van ernstige en zeer vaak voorkomende bijwerkingen in rubriek 4.

    ► In insuline-infusiepompen.

    ► Als de patroon of de pen met de patroon gevallen, beschadigd of gedeukt is.

    ► Als deze niet op de juiste wijze is bewaard of bevroren is geweest, zie rubriek 5, Hoe bewaart u dit middel?

    ► Als de gemengde insuline er niet gelijkmatig wit, troebel en waterig uitziet.

    ► Als er na mengen klontjes materiaal aanwezig zijn of vaste witte deeltjes blijven kleven aan de onderkant of de wand van de patroon.

    Als een van de bovengenoemde punten van toepassing is, gebruik NovoMix 30 dan niet. Neem contact op met uw arts, verpleegkundige of apotheker voor advies.


    Voordat u NovoMix 30 gaat gebruiken


    ► Controleer het etiket om zeker te zijn dat u de juiste insulinesoort heeft.

    ► Controleer altijd de patroon, waaronder de rubberen zuiger aan de onderkant van de patroon.

    Niet gebruiken als er beschadigingen te zien zijn of als de rubberen zuiger boven de witte band, die zich aan de onderkant van de patroon bevindt, is getrokken. Dit kan het gevolg zijn van weggelekte insuline. Breng de patroon terug naar uw leverancier wanneer u vermoedt dat de patroon beschadigd is. Zie de gebruiksaanwijzing van uw pen voor meer informatie.

    ► Gebruik voor elke injectie altijd een nieuwe naald om besmetting te voorkómen.

    ► Naalden en NovoMix 30 Penfill mogen niet gedeeld worden met anderen.

    ► NovoMix 30 Penfill is alleen geschikt voor injectie onder de huid met een herbruikbare pen.

    Neem contact op met uw arts als u uw insuline op een andere manier moet injecteren.


    Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met dit middel?

    Neem contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt.


    Sommige aandoeningen en activiteiten kunnen uw insulinebehoefte beïnvloeden. Raadpleeg uw arts:

    ► Als u nier- of leverproblemen heeft of problemen met uw bijnieren, hypofyse of schildklier.

    ► Wanneer u zich lichamelijk meer inspant dan gewoonlijk of als u uw gebruikelijke dieet wilt veranderen, omdat dit uw bloedsuikerspiegel kan beïnvloeden.

    ► Als u ziek bent, blijf de insuline gebruiken en raadpleeg uw arts.

    ► Als u naar het buitenland gaat. Door het tijdsverschil tussen landen kan het nodig zijn om de hoeveelheid insuline die u gebruikt en het toedieningstijdstip hiervan te wijzigen.


    Huidveranderingen op de injectieplaats


    De injectieplaats dient te worden afgewisseld om veranderingen van het vetweefsel onder de huid, zoals huidverdikking, huidslinking of bulten onder de huid te helpen voorkomen. De insuline werkt mogelijk niet goed als u in een bultig, geslonken of verdikt gebied injecteert (zie rubriek 3 ‘Hoe gebruikt u dit middel?’). Neem contact op met uw arts als u een huidverandering opmerkt in het injectiegebied. Neem contact op met uw arts als u momenteel injecteert in deze aangedane gebieden voordat u in een ander gebied gaat injecteren. Uw arts kan u vragen uw bloedsuikerspiegel nauwlettender te controleren en de dosering van uw insuline of uw andere antidiabetica aan te passen.


    Kinderen en jongeren tot 18 jaar


    • NovoMix 30 kan gebruikt worden bij jongeren tot 18 jaar en kinderen vanaf 10 jaar.

    • Er is beperkte ervaring met NovoMix 30 bij kinderen van 6 tot 9 jaar oud.

    • Er zijn geen gegevens beschikbaar van NovoMix 30 bij kinderen jonger dan 6 jaar.


    Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?

    Gebruikt u naast NovoMix 30 nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u binnenkort andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts, verpleegkundige of apotheker. Sommige geneesmiddelen beïnvloeden uw bloedsuikerwaarde en dit kan betekenen dat uw insulinedosis aangepast moet worden. Hieronder worden de meest voorkomende geneesmiddelen genoemd die mogelijk invloed hebben op uw insulinebehandeling.


    Uw bloedsuikerspiegel kan dalen (hypoglykemie) wanneer u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt:

    • Andere geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes

    • Monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers) (voor de behandeling van depressie)

    • Bètablokkers (voor de behandeling van hoge bloeddruk)

    • Angiotensine-converterend enzymremmers (ACE-remmers) (voor de behandeling van bepaalde hartaandoeningen of hoge bloeddruk)

    • Salicylaten (voor het verlichten van pijn en het verlagen van koorts)

    • Anabole steroïden (zoals testosteron)

    • Sulfonamiden (voor de behandeling van infecties).


      Uw bloedsuikerspiegel kan stijgen (hyperglykemie) wanneer u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt:

    • Orale anticonceptiemiddelen (de ”pil” ter voorkoming van zwangerschap)

    • Thiaziden (voor de behandeling van hoge bloeddruk of overmatige vochtretentie)

    • Glucocorticoïden (zoals ‘cortison’, voor de behandeling van ontstekingen)

    • Schildklierhormonen (voor de behandeling van schildklieraandoeningen)

    • Sympathicomimetica (zoals epinefrine [adrenaline], salbutamol of terbutaline voor de behandeling van astma)

    • Groeihormoon (geneesmiddel voor het stimuleren van de skelet- en lichaamsgroei met een uitgesproken invloed op de stofwisselingsprocessen in het lichaam)

    • Danazol (geneesmiddel dat inwerkt op de eisprong).


      Octreotide en lanreotide (voor de behandeling van acromegalie, een zeldzame hormonale aandoening die op middelbare leeftijd bij volwassenen voorkomt, en veroorzaakt wordt door een overmatige aanmaak van groeihormoon door de hypofyse) kunnen uw bloedsuikerspiegel zowel verhogen als verlagen.


      Bètablokkers (voor de behandeling van hoge bloeddruk) kunnen de eerste waarschuwingssymptomen, die u een lage bloedsuiker helpen te herkennen, afzwakken of volledig onderdrukken.


      Pioglitazon (tabletten gebruikt voor de behandeling van diabetes type 2)

      Sommige patiënten die al lang diabetes type 2 hebben en een hartziekte hebben of een beroerte hebben gehad en behandeld werden met pioglitazon en insuline, ontwikkelden hartfalen. Informeer uw arts zo snel mogelijk als u symptomen van hartfalen waarneemt zoals ongewone kortademigheid of een snelle gewichtstoename of lokale zwelling (oedeem).


      Wanneer u één van de genoemde geneesmiddelen heeft gebruikt, informeer uw arts, verpleegkundige of apotheker.


      Waarop moet u letten met alcohol?

      ► Als u alcohol drinkt kan uw insulinebehoefte wijzigen, omdat uw bloedsuikerspiegel kan stijgen of dalen. Zorgvuldige controle is aanbevolen.


      Zwangerschap en borstvoeding

      Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.

      ► Er is beperkte klinische ervaring met het gebruik van insuline aspart tijdens de zwangerschap.

      Uw insulinedosis moet mogelijk worden aangepast gedurende uw zwangerschap en na de bevalling. Zorgvuldige controle van uw diabetes en het voorkómen van hypoglykemie zijn belangrijk voor de gezondheid van uw baby.

      ► Er gelden geen beperkingen voor de behandeling met NovoMix 30 tijdens het geven van borstvoeding.


      Vraag uw arts, verpleegkundige of apotheker om advies voordat u dit geneesmiddel gebruikt wanneer u zwanger bent of borstvoeding geeft.


      Rijvaardigheid en het gebruik van machines

      ► Bespreek met uw arts of u een voertuig mag besturen of een machine mag bedienen:

    • Als u vaak hypoglykemieën heeft.

    • Als u moeite heeft hypoglykemieën te herkennen.

      Bij een lage of hoge bloedsuikerspiegel kunnen uw concentratie- en reactievermogen beïnvloed worden en daarmee ook uw vermogen om een voertuig te besturen of een machine te bedienen. Bedenk dat u uzelf of anderen in gevaar kunt brengen.


      NovoMix 30 bevat natrium

      Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per dosis, dit wil zeggen dat NovoMix 30 in wezen ‘natriumvrij’ is.


  3. Hoe gebruikt u dit middel?


    Dosis en wanneer uw insuline toe te dienen


    Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts, verpleegkundige of apotheker. NovoMix 30 wordt in het algemeen direct voor een maaltijd toegediend. Eet, binnen 10 minuten na de injectie, een maaltijd of tussendoortje om een lage bloedsuiker te voorkómen. Als het nodig is kan NovoMix 30 kort na een maaltijd worden toegediend. Zie voor meer informatie ‘Hoe en waar te injecteren’ hieronder.


    Wijzig uw insuline niet tenzij uw arts u dit heeft verteld. Als uw arts u heeft overgeschakeld op een ander soort of merk insuline, kan het zijn dat de dosis door uw arts moet worden aangepast.


    Wanneer NovoMix 30 wordt gebruikt in combinatie met tabletten voor diabetes en/of met injecteerbare antidiabetesmiddelen, wordt uw dosis mogelijk door uw arts aangepast.


    Gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar


    NovoMix 30 kan bij jongeren tot 18 jaar en kinderen vanaf 10 jaar gebruikt worden wanneer voorgemengde insuline de voorkeur heeft. Er zijn beperkte klinische gegevens beschikbaar voor kinderen tussen 6 en 9 jaar. Er zijn geen gegevens beschikbaar van NovoMix 30 bij kinderen jonger dan 6 jaar.


    Gebruik bij speciale patiëntengroepen


    Als u een verminderde nier- of leverwerking heeft of ouder bent dan 65 jaar moet u uw bloedsuikerspiegel vaker controleren en wijziging van uw insulinedosis met uw arts bespreken.


    Hoe en waar te injecteren


    NovoMix 30 is bedoeld voor injectie onder de huid (subcutaan). Injecteer de insuline nooit rechtstreeks in een ader (intraveneus) of spier (intramusculair). NovoMix 30 Penfill is alleen geschikt voor injectie onder de huid met een herbruikbare pen. Neem contact op met uw arts als u uw insuline op een andere manier moet injecteren.


    Gebruik voor elke injectie een andere plaats in het deel van de huid dat u gebruikt. Dit kan de kans op het ontwikkelen van huidverdikking of putjes in de huid verkleinen (zie rubriek 4, Mogelijke bijwerkingen). De beste injectieplaatsen zijn: de voorzijde van de buik, de bil, de voorzijde van de dij of de bovenarm. De insuline zal sneller werken als u in de buik injecteert. Controleer uw bloedsuiker regelmatig.


    ► Hervul de patroon niet.

    ► NovoMix 30 Penfill patronen zijn ontworpen voor gebruik in combinatie met Novo Nordisk insulinetoedieningssystemen en NovoFine of NovoTwist naalden.

    ► Wanneer u wordt behandeld met NovoMix 30 Penfill en een andere soort insuline in een Penfill patroon, moet u twee insulinetoedieningssystemen gebruiken, één voor elk type insuline.

    ► Neem altijd een reserve Penfill patroon mee voor het geval dat degene die in gebruik is kwijtraakt of beschadigd wordt.

    Mengen van NovoMix 30


    Controleer altijd of er voldoende insuline in de patroon beschikbaar is (ten minste 12 eenheden) om gelijkmatig te kunnen mengen. Als er onvoldoende insuline beschikbaar is, gebruik dan een nieuwe patroon. Zie de gebruiksaanwijzing van uw pen voor verdere instructies.


    Elke keer dat u een nieuwe NovoMix 30 Penfill in gebruik neemt (voordat u de patroon in het insulinetoedieningssysteem plaatst):

    • Laat de insuline op kamertemperatuur komen voordat u het gebruikt. Dit maakt het mengen makkelijker.

    • Rol de patroon 10 keer tussen uw handpalmen het is belangrijk dat de patroon horizontaal (evenwijdig aan de grond) gehouden wordt (zie afbeelding A).

    • Beweeg de patroon daarna 10 keer op en neer tussen positie a en b (zie afbeelding B), waarbij

      het glazen bolletje van de ene naar de andere kant moet rollen.

    • Herhaal het rollen en op en neer bewegen (zie afbeeldingen A en B) totdat de vloeistof er gelijkmatig wit, troebel en waterig uitziet. Gebruik de patroon niet als de gemengde insuline er niet gelijkmatig wit, troebel en waterig uitziet.

    • Ga onmiddellijk verder met de volgende stappen van de injectie.

      Voor elke volgende injectie:

    • Beweeg vóór elke injectie het toedieningssysteem met daarin de patroon minstens 10 keer op en neer tussen a en b (zie afbeelding B) tot de vloeistof gelijkmatig wit, troebel en waterig is. Gebruik de patroon niet als de gemengde insuline er niet gelijkmatig wit, troebel en waterig uitziet.

      image

    • Ga onmiddellijk verder met de volgende stappen van de injectie.


    Af beelding A


    Af beelding B


    image

    Hoe injecteert u NovoMix 30


    ► Injecteer de insuline onder uw huid. Injecteer op de manier die door uw arts of verpleegkundige is aanbevolen en zoals in de handleiding van uw pen beschreven.

    ► Houd de naald ten minste 6 seconden onder de huid. Houd de drukknop volledig ingedrukt totdat de naald uit de huid is getrokken. Dit zorgt ervoor dat de insuline juist wordt toegediend en beperkt dat bloed in de naald of het insulinereservoir kan stromen.

    ► Zorg dat u de naald verwijdert en weggooit na elke injectie. Bewaar NovoMix 30 zonder dat de naald erop geschroefd is. Anders kan er vloeistof weglekken. Dit kan een onnauwkeurige dosering veroorzaken.

    Heeft u te veel van dit middel gebruikt?


    Als u te veel insuline gebruikt, wordt uw bloedsuiker te laag (hypoglykemie). Zie a) Samenvatting van ernstige en zeer vaak voorkomende bijwerkingen in rubriek 4.


    Bent u vergeten dit middel te gebruiken?


    Als u vergeten bent uw insuline te gebruiken kan uw bloedsuiker te hoog worden (hyperglykemie). Zie

    c) Gevolgen van diabetes in rubriek 4.


    Als u stopt met het gebruik van dit middel


    Stop niet met het gebruik van uw insuline zonder contact op te nemen met een arts, die u zal vertellen wat er moet gebeuren. Het zou kunnen leiden tot een heel hoge bloedsuiker (ernstige hyperglykemie) en ketoacidose. Zie c) Gevolgen van diabetes in rubriek 4.


    Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts, verpleegkundige of apotheker.


  4. Mogelijke bijwerkingen


    Zoals elk geneesmiddel kan dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.


    1. Samenvatting van ernstige en zeer vaak voorkomende bijwerkingen


      Lage bloedsuiker (hypoglykemie) is een zeer vaak voorkomende bijwerking. Deze kan optreden bij meer dan 1 op de 10 mensen.


      Een lage bloedsuiker kan optreden als u:

      • te veel insuline injecteert;

      • te weinig eet of een maaltijd overslaat;

      • zich lichamelijk meer inspant dan gewoonlijk;

      • alcohol drinkt (zie ‘Waarop moet u letten met alcohol?’ in rubriek 2).


        Waarschuwingsverschijnselen van lage bloedsuiker:

        koud zweet, een koele bleke huid, hoofdpijn, snelle hartslag, misselijkheid, erg hongerig zijn, tijdelijke stoornissen in het gezichtsvermogen, sufheid, ongewone vermoeidheid en zwakte, zenuwachtigheid of beven, angstgevoelens, verwardheid, concentratiestoornissen.


        Een ernstig lage bloedsuiker kan leiden tot bewusteloosheid. Wanneer een langdurige ernstig lage bloedsuiker onbehandeld blijft, kan dat leiden tot hersenbeschadiging (tijdelijk of blijvend) of zelfs overlijden. U kunt sneller bij bewustzijn komen wanneer iemand die weet hoe hij het hormoon glucagon moet gebruiken, u een injectie met glucagon geeft. Als u glucagon krijgt toegediend, moet u, zodra u weer bij bewustzijn bent, druivensuiker of een tussendoortje met suiker eten. Wanneer u niet op de glucagonbehandeling reageert, zult u voor behandeling naar het ziekenhuis moeten.


        Wat u moet doen als u een lage bloedsuiker ervaart:

        ► Wanneer uw bloedsuiker te laag is: eet druivensuikertabletten of neem een ander tussendoortje met veel suiker (bijv. snoepjes, koekjes, vruchtensap). Meet indien mogelijk uw bloedsuiker en ga daarna rusten. Zorg ervoor dat u altijd druivensuikertabletten of tussendoortjes met veel suiker bij u heeft, voor het geval u ze nodig heeft.

        ► Wanneer de symptomen van de lage bloedsuiker verdwenen zijn of wanneer uw bloedsuikerspiegel is gestabiliseerd, ga dan door met uw gebruikelijke insulinebehandeling.

        ► Raadpleeg een arts wanneer uw bloedsuiker zo laag is dat u bent flauwgevallen, wanneer u een injectie met glucagon nodig had of indien u vaak een lage bloedsuiker heeft. Misschien moet u de hoeveelheid of het tijdstip van uw insuline, voedsel of lichamelijke inspanning aanpassen.


        Vertel de mensen in uw omgeving dat u diabetes heeft en welke gevolgen dit kan hebben, waaronder het risico op flauwvallen (bewusteloos raken) door een lage bloedsuiker. Vertel hun dat zij, wanneer u flauwvalt, u op uw zij moeten leggen en meteen medische hulp moeten inroepen. Ze mogen u niets te eten of te drinken geven. U zou kunnen stikken.


        Ernstige allergische reacties op NovoMix 30 of één van de stoffen in het middel (dit wordt een ‘systemische allergische reactie’ genoemd) is een zeer zelden voorkomende bijwerking, maar het kan mogelijk levensbedreigend zijn. Deze bijwerking kan optreden bij minder dan 1 op de 10.000 mensen.


        Roep onmiddellijk medische hulp in:

      • wanneer allergische reacties zich uitbreiden naar andere delen van uw lichaam;

      • als u zich plotseling onwel voelt en u begint te zweten, misselijk wordt (moet braken), ademhalingsproblemen heeft, een snelle hartslag heeft, duizelig bent;

      ► als u een van deze verschijnselen opmerkt, roep dan onmiddellijk medische hulp in.


      Huidveranderingen op de injectieplaats: Als u op dezelfde plaats insuline injecteert, kan het vetweefsel onder de huid slinken (lipoatrofie) of dikker worden (lipohypertrofie) (kan optreden bij minder dan 1 op de 100 mensen). Bulten onder de huid kunnen ook worden veroorzaakt door ophoping van een eiwit genaamd amyloïde (cutane amyloïdose; hoe vaak dit optreedt, is niet bekend). De insuline werkt mogelijk niet goed als u in een bultig, geslonken of verdikt gebied injecteert. Verandering van injectieplaats bij elke injectie kan deze huidveranderingen helpen voorkomen.

    2. Lijst van andere bijwerkingen Soms voorkomende bijwerkingen

      Kunnen optreden bij minder dan 1 op de 100 mensen.


      Verschijnselen van allergie: er kunnen plaatselijke overgevoeligheidsreacties (pijn, roodheid, netelroos, ontsteking, blauwe plekken, zwelling en jeuk) op de injectieplaats optreden. Meestal verdwijnen ze na een paar weken insulinegebruik. Indien ze niet verdwijnen, raadpleeg dan uw arts.


      Problemen met het gezichtsvermogen: bij het starten van uw insulinebehandeling kan uw gezichtsvermogen worden beïnvloed, maar deze bijwerking is gewoonlijk tijdelijk.


      Zwelling van gewrichten: wanneer u met een insulinebehandeling start, kunnen er zwellingen ontstaan rond de enkels en andere gewrichten doordat er water in het lichaam wordt vastgehouden. Normaal verdwijnt dit verschijnsel snel. Bespreek het met uw arts als dit niet het geval is.


      Diabetische retinopathie (een oogaandoening die samenhangt met diabetes en die kan leiden tot een verminderd gezichtsvermogen): wanneer u diabetische retinopathie heeft en uw bloedsuikerspiegel zeer snel verbetert, kan de retinopathie verergeren. Spreek erover met uw arts.


      Zelden voorkomende bijwerkingen

      Kunnen optreden bij minder dan 1 op de 1.000 mensen.


      Pijnlijke neuropathie (pijn als gevolg van zenuwbeschadiging): wanneer uw bloedsuikerspiegel erg snel verbetert, kunt u zenuwgerelateerde pijn krijgen. Dit wordt acute pijnlijke neuropathie genoemd en is meestal van voorbijgaande aard.


      Het melden van bijwerkingen

      Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen

      te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.


    3. Gevolgen van diabetes


    Hoge bloedsuiker (hyperglykemie)


    Een hoge bloedsuiker kan optreden als u:

    • niet voldoende insuline heeft geïnjecteerd.

    • vergeet uw insuline te gebruiken of uw insulinegebruik stopt.

    • herhaaldelijk minder insuline gebruikt dan u nodig heeft.

    • een infectie krijgt en/of koorts.

    • meer eet dan gewoonlijk.

    • zich minder lichamelijk inspant dan gewoonlijk.


      Waarschuwingsverschijnselen van hoge bloedsuiker:

      De waarschuwingsverschijnselen doen zich geleidelijk voor en zijn onder andere: vaker plassen, dorst, verlies van eetlust, misselijkheid of braken, sufheid of vermoeidheid, blozen, droge huid, droge mond en een adem die naar fruit (aceton) ruikt.


      Wat te doen als u een hoge bloedsuiker ervaart:

      ► Als u een of meer van deze verschijnselen heeft, moet u uw bloedsuikerspiegel controleren, zo mogelijk uw urine op de aanwezigheid van ketonen controleren en vervolgens onmiddellijk medische hulp inroepen.

      ► Het kunnen namelijk verschijnselen zijn van een zeer ernstige aandoening, de zogenaamde diabetische ketoacidose (opstapeling van zuur in het bloed omdat het lichaam vetten afbreekt in plaats van suiker). Wanneer dit niet behandeld wordt kan dit leiden tot een diabetisch coma en uiteindelijk tot de dood.


  5. Hoe bewaart u dit middel?


    Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.

    Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die vindt u op het etiket van de patroon en de doos, na “EXP”. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.

    Bewaar de patroon wanneer u deze niet gebruikt altijd in het kartonnen doosje ter bescherming tegen licht. NovoMix 30 moet beschermd worden tegen extreme hitte en licht.


    Vóór ingebruikname: NovoMix 30 Penfill die niet in gebruik is moet in de koelkast bij 2°C-8°C worden bewaard, weg van het koelelement. Niet in de vriezer bewaren.

    Haal NovoMix 30 Penfill uit de koelkast voor u het gebruikt. Het wordt aanbevolen de insuline te mengen, zoals beschreven, elke keer dat u een nieuwe NovoMix 30 Penfill gebruikt. Zie NovoMix 30 mengen in rubriek 3.


    In gebruik of wanneer meegenomen als reserve: NovoMix 30 Penfill die in gebruik is of als reserve wordt meegenomen, moet niet in de koelkast worden bewaard. U kunt deze bij u dragen en tot

    4 weken bij kamertemperatuur (beneden 30ºC) bewaren.


    Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Als u geneesmiddelen op de juiste manier afvoert worden ze op een verantwoorde manier vernietigd en komen ze niet in het milieu terecht.


  6. Inhoud van de verpakking en overige informatie Welke stoffen zitten er in dit middel?


Deze bijsluiter is voor het laatst goedgekeurd in

image

.