Startpagina Startpagina

ATryn
antithrombin alfa

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker


ATryn 1750 IE poeder voor oplossing voor infusie

antitrombine alfa (rDNA)


image

Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.


Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie in voor u.

- Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.

bestanddelen van ATryn.

- Als u allergisch bent voor geitenproducten, omdat antitrombine alfa geproduceerd wordt in de melk van transgene geiten door recombinant DNA-techniek (rDNA).


Wanneer moet u extra voorzichtig zijn met ATryn?

Als u last hebt van netelroos, jeukende bulten of striemen over uw gehele huid, benauwdheid of een piepende ademhaling (moeite om te ademen), dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw arts,

aangezien dit symptomen kunnen zijn van een ernstige allergische reactie. Om te testen of u een allergische reactie hebt ontwikkeld, kan voor de behandeling en enige tijd na de behandeling met ATryn bloed afgenomen en getest worden.


Kinderen en jongeren tot 18 jaar

Er is geen informatie beschikbaar over het gebruik van ATryn bij patiënten die jonger zijn dan 18 jaar. Dit geneesmiddel mag daarom niet worden gebruikt als u jonger bent dan 18 jaar.


Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?

Gebruikt u naast ATryn nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.

Wanneer ATryn gebruikt wordt in combinatie met heparine (een antistollingsmiddel), of andere antistollingsmiddelen, kan dit tot een verhoogd risico op bloedingen leiden. Uw arts zal daarom het

gebruik van dit geneesmiddel zorgvuldig controleren, wanneer dit in combinatie met deze antistollingsmiddelen toegediend wordt.


Zwangerschap en borstvoeding

ATryn is niet aangewezen voor gebruik bij zwangere vrouwen. Het is onbekend of dit geneesmiddel

aanwezig is in de moedermelk. Het wordt derhalve afgeraden om tijdens de behandeling met dit geneesmiddel borstvoeding te geven.


ATryn bevat natrium

Dit geneesmiddel bevat 1,65 mmol (of 37,9 mg) natrium per injectieflacon. Voorzichtigheid is

Geneesmiddel niet langer geregistreerd

geboden bij patiënten met een gecontroleerd natriumdieet.


  1. Hoe gebruikt u ATryn?


    De behandeling dient te worden aangevangen onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de behandeling van patiënten met congenitale antitrombine-deficiëntie.

    Uw medische zorgverlener bereidt een antitrombine alfa-oplossing die u toegediend krijgt via een bloedvat. Om u te beschermen tegen het ontwikkelen van bloedstolsels zal men u het geneesmiddel blijven toedienen tot uw arts bepaalt dat het veilig is om met de behandeling te stoppen.


    Heeft u te veel ATryn gebruikt?


    De arts zal u een aangepaste behandeling geven als u bepaalde bijwerkingen ondervindt.


    Als u stopt met het gebruik van ATryn


    U wordt verzocht de mogelijkheid om de behandeling te stoppen met uw arts te bespreken. Als u nog vragen heeft over het gebruik van dit geneesmiddel, stel ze aan uw arts.


  2. Mogelijke bijwerkingen


    Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken. Als u last krijgt van netelroos, jeukende striemen of strepen overal op uw huid, een beklemd gevoel op de borst, piepende ademhaling (ademhalingsproblemen), moet u onmiddellijk contact opnemen met uw arts, omdat dit symptomen kunnen zijn van een ernstige allergische reactie.


    Bij studies met ATryn werden de volgende bijwerkingen gemeld:

    Vaak voorkomende bijwerkingen (kan maximaal 1 op de 10 mensen treffen) zijn:

    • jeuk op de plaats van de infusie

    • duizeligheid

    • hoofdpijn

    • bloeding (op de plaats van de infusie of na de operatie)

    • misselijkheid.

      Soms voorkomende bijwerkingen (kan maximaal 1 op de 100 mensen treffen) zijn:

    • heet aanvoelen

    • reacties op de infusieplaats, zoals pijn, blauwe plek en roodheid


      Het melden van bijwerkingen

      image

      Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons

      helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.


  3. Hoe bewaart u ATryn?

    Buiten het zicht en bereik van kinderen houden. Ongeopendeinjectieflacons:

    Bewaren in de koelkast (2 °C – 8 °C).

    Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en het etiket op de injectieflacon na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand

    is de uiterste houdbaarheidsdatum


    Gereconstitueerde/verdundeoplossingen:

    Dit geneesmiddel dient vanuit microbiologisch oogpunt na reconstitutie onmiddellijk gebruikt te worden. Chemische en fysische stabiliteit is echter aangetoond gedurende 3 uur na reconstitutie en 8

    Geneesmiddel niet langer geregistreerd

    uur na verdunning bij een temperatuur van maximaal 25 °C.


  4. Inhoud van de verpakking en overige informatie Welke stoffen zitten er in ATryn?

De werkzame stof in dit middel is antitrombine alfa*: 1750 IE. Na reconstitutie bevat 1 ml oplossing 175 IE antitrombine alfa.


De specifieke activiteit van ATryn is ongeveer 7 IE/mg eiwit.


* recombinant humaan antitrombine, geproduceerd in de melk van transgene geiten door recombinante DNA-technologie (rDNA).


De andere stoffen in dit middel zijn: glycine, natriumchloride en natriumcitraat


Hoe ziet ATryn eruit en hoeveel zit er in een verpakking?


ATryn wordt geleverd als poeder voor oplossing voor infusie (1750 IE poeder in injectieflacon). Het poeder is wit tot gebroken wit.

Verpakkingen van 1, 10 of 25 injectieflacons.

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen en fabrikant Houder van de vergunning voor het in de handel brengen

Laboratoire Français du Fractionnement et des Biotechnologies

3 Avenue des Tropiques ZA de Courtaboeuf

91940 Les Ulis Frankrijk


Fabrikant

LFB-BIOTECHNOLOGIES

3 Avenue des Tropiques

ZA de Courtaboeuf 91940 Les Ulis Frankrijk


MedImmune Pharma BV Lagelandseweg 78

6545 CG Nijmegen

Nederland


image

Deze bijsluiter is voor het laatst keer goedgekeurd in


Dit geneesmiddel is geregistreerd met als kanttekening dat er uitzonderlijke omstandigheden waren. Het was tijdens de registratie onmogelijk om volledige informatie over dit geneesmiddel te verkrijgen vanwege de zeldzaamheid van de ziekte waar het voor bedoeld is.

Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar mogelijke nieuwe informatie over het

geneesmiddel beoordelen. Als dat nodig is, zal deze bijsluiter worden aangepast.


.


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De volgende informatie is alleen bestemd voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg:

Geneesmiddel niet langer geregistreerd

Dit geneesmiddel is uitsluitend bestemd voor eenmalig gebruik. Reconstitutie/verdunning

Injectieflacons dienen voor reconstitutie op een temperatuur van maximaal 25°C gebracht te worden. Het poeder dient gereconstitueerd te worden met 10 ml water voor injectie dat langs de wand van de

injectieflacon geïnjecteerd wordt en dient daarna voorzichtig gedraaid te worden (niet geschud) om schuimvorming te voorkomen.


De gereconstitueerde oplossing dient voor toediening visueel geïnspecteerd te worden op de aanwezigheid van deeltjes en/of verkleuring. De oplossing dient lichtgeel, helder tot enigszins opalescent te zijn. Oplossingen die troebel zijn of neerslag bevatten, niet gebruiken.


De injectieflacons dienen onmiddellijk en niet langer dan 3 uur na reconstitutie gebruikt te worden.


Een isotone natriumchlorideoplossing van 9 mg/ml (0,9% w/v) mag toegevoegd worden om het product te verdunnen tot een concentratie die geschikt is voor toediening.


Toediening

Het gereconstitueerde product mag nadat het volledig opgelost is, in een steriele wegwerpspuit opgezogen worden. Het gereconstitueerde product dient via een intraveneus infuus toegediend te worden met behulp

van een steriele wegwerpspuit of een infuuszak met een in-line filter met een poriegrootte van 0,22 micron.

De inhoud van de spuiten dient onmiddellijk en niet langer dan 3 uur na bereiding toegediend te worden. Als de oplossing verdund is, dient de in infuuszakken bereide oplossing onmiddellijk en niet langer dan

8 uur na verdunning toegediend te worden. Het is aangetoond dat PVC infuuslijnen compatibel zijn met in-

line filters. Verwijdering

Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.


Het therapeutisch doel van een behandeling met antitrombine alfa is het vergroten van de werkzaamheid van antitrombine en handhaving van de werkzaamheid tot een waarde tussen 80 – 120% (0,8 – 1,2 IE/ml) voor de duur van de behandeling.


De behandeling begint met een aanvangsdosis, waarbij een werkzaamheidsniveau van antitrombine beoogd wordt van 100%. Deze aanvangsdosis wordt gebaseerd op het lichaamsgewicht en het werkzaamheidsniveau van antitrombine van vóór de behandeling.


De benodigde aanvangsdosis wordt bepaald met behulp van de volgende formule:


Aanvangsdosis (IE) = [(100 – AT-werkzaamheidsniveau van de patiënt vóór de behandeling in %) /2.28] x lichaamsgewicht in kg


De gebruikelijke aanvangsdosis voor chirurgische patiënten (uitgangswaarde AT-werkzaamheid 50%, lichaamsgewicht 75 kg) met congenitale antitrombine-deficiëntie in klinisch risicovolle situaties is 20- 25 IE/kg lichaamsgewicht. De aanvangsdosis dient toegediend te worden als een infuus van 15 minuten, onmiddellijk gevolgd door het onderhoudsinfuus.


De benodigde onderhoudsdosis voor chirurgische patiënten wordt gegeven als een continu infuus en wordt bepaald met behulp van de volgende formule:


Geneesmiddel niet langer geregistreerd

Onderhoudsdosis (IE/uur) = [(100 – AT-werkzaamheidsniveau van de patiënt vóór de behandeling in %) /10.22] x lichaamsgewicht in kg


De gebruikelijke onderhoudsdosis voor chirurgische patiënten met congenitale antitrombine- deficiëntie in klinisch risicovolle situaties is 4-5 IE/kg/uur. De feitelijke dosis kan in tijden van hoger verbruik (bv. ingrijpende operaties, gelijktijdig gebruik van heparine) hoger zijn. Zie therapeutische controle en de aanbevelingen voor het bijstellen van de dosis hieronder. De behandeling moet worden voortgezet tot het risico op veneuze trombo-embolie is verminderd en/of wanneer effectieve opvolgende anticoagulatie is vastgesteld.


Therapeutische controle en bijstellen van de dosis

De dosis dient bijgesteld te worden op basis van laboratoriumwaarden voor de werkzaamheid van antitrombine. De response kan van patiënt tot patiënt verschillen, waarbij verschillende niveaus van in vivo herstel en verschillende halfwaardetijden bereikt worden. Regelmatige bepalingen van de werkzaamheid van antitrombine en aanpassingen van de dosis kunnen nodig zijn aan het begin van de behandeling en net na een ingreep.


Nadat begonnen is met de infusie van de onderhoudsdosis, dient 45 minuten na de aanvang van het infuus met de aanvangsdosis bloed afgenomen te worden om de AT-werkzaamheid te bepalen. Als het AT-werkzaamheidsniveau tussen 80% en 120% ligt (0,8-1,2 IE/ml), is aanpassing van de dosis niet nodig. Als het AT-werkzaamheidsniveau kleiner is dan 80%, verhoogt u de snelheid van het onderhoudsinfuus met 50%. Als het AT-werkzaamheidsniveau groter is dan 120%, verlaagt u de snelheid van het infuus met 30%. Controleer het AT-werkzaamheidsniveau 30 minuten nadat de infusiesnelheid veranderd is of vier uur nadat een waarde verkregen is die binnen het doelbereik ligt. Daarna dient de werkzaamheid van antitrombine 1-2 maal daags gecontroleerd te worden, waarna de dosis zo nodig aangepast kan worden. Het antitrombinewerkzaamheidsniveau dient voor de duur van de behandeling gehandhaafd te worden op meer dan 80%, tenzij de klinische bijzonderheden een

ander werkzaamheidsniveau indiceren.


De kans bestaat dat de chirurgische procedure het AT-werkzaamheidniveau beïnvloedt. Daarom dient het AT-werkzaamheidsniveau ook gecontroleerd te worden na de chirurgische ingreep. Als het werkzaamheidsniveau lager is dan 80%, dient een bolusinfusie van AT gegeven te worden over 15

minuten om het AT-werkzaamheidsniveau vlug te herstellen. De dosis kan berekend worden door het AT-werkzaamheidsniveau van na de ingreep in de hierboven beschreven formule voor de aanvangsdosis te gebruiken.


Pediatrische patiënten

De veiligheid en werkzaamheid van ATryn bij kinderen en adolescenten (<18 jaar) zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar. De pediatrische antitrombineniveaus kunnen verschillen van die bij volwassenen, met name bij neonaten.


Wijze van toediening

Voor intraveneus gebruik.

Geneesmiddel niet langer geregistreerd

De oplaaddosis moet worden gegeven als een 15 minuten durende infusie, onmiddellijk gevolgd door het starten van de onderhoudsinfusie.