Cetrotide
cetrorelix
Cetrorelix
Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van een van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die
niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Wat is Cetrotide en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u dit middel?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u dit middel?
Inhoud van de verpakking en overige informatie Hoe wordt Cetrotide gemengd en geïnjecteerd?
Cetrotide bevat het geneesmiddel ‘cetrorelix’. Dit geneesmiddel zorgt ervoor dat er tijdens de menstruatiecyclus geen eicel vrijkomt uit uw eierstok (ovulatie). Cetrotide behoort tot een klasse geneesmiddelen die ’anti-gonadotrofine releasing hormonen’ worden genoemd.
Cetrotide is een van de geneesmiddelen die worden gebruikt bij begeleide voortplantingstechnieken om zwanger te raken. Het voorkomt dat de eicellen direct vrijkomen. Het is namelijk zo dat als de eicellen voortijdig vrijkomen (voortijdige eisprong), uw arts mogelijk niet in staat is ze af te nemen.
Cetrotide blokkeert een natuurlijk hormoon in uw lichaam, het zogenaamde luteïniserend hormoon releasing hormoon (LHRH).
LHRH reguleert een ander hormoon, het zogenaamde luteïniserend hormoon (LH).
LH stimuleert de ovulatie tijdens de menstruatiecyclus.
Dit betekent dat Cetrotide de reeks gebeurtenissen, die leiden tot het vrijkomen van een eicel uit de eierstok, stopt. Zodra de eicellen geschikt zijn voor afname, wordt een ander geneesmiddel toegediend waardoor ze vrijkomen (ovulatie-inductie).
U bent allergisch voor een van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
U bent allergisch voor geneesmiddelen vergelijkbaar met Cetrotide (andere peptide hormonen).
U bent zwanger of u geeft borstvoeding.
U heeft een ernstige nieraandoening.
Gebruik Cetrotide niet als één van de hiervoor genoemde punten op u van toepassing is. Als u twijfelt, neem dan contact op met uw arts voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Allergieën
Als u een actieve allergie heeft of in het verleden allergieën heeft gehad, vertel dat dan uw arts vóór u Cetrotide gaat gebruiken.
Ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS)
Cetrotide wordt samen met andere geneesmiddelen gebruikt die uw eierstokken stimuleren om meer eicellen te produceren die vrijkomen. Tijdens of na gebruik van deze geneesmiddelen kan zich OHSS ontwikkelen. De follikels ontwikkelen zich dan te ver en vormen grote cysten.
Voor mogelijke tekenen hiervan en voor de in dat geval te nemen maatregelen, zie rubriek 4 ‘Mogelijke bijwerkingen’.
Het gebruik van Cetrotide tijdens meerdere cycli
Er is nog weinig ervaring met het gebruik van Cetrotide tijdens meerdere menstruatiecycli. Als u Cetrotide tijdens meerdere cycli moet gebruiken, zal uw arts de voordelen en risico’s zorgvuldig
afwegen.
Leveraandoening
Als u een leveraandoening heeft, vertel dat dan uw arts vóór u Cetrotide gaat gebruiken. Cetrotide is niet onderzocht bij patiënten met een leveraandoening.
Nieraandoening
Als u een nieraandoening heeft, vertel dat dan uw arts vóór u Cetrotide gaat gebruiken. Cetrotide is niet onderzocht bij patiënten met een nieraandoening.
Cetrotide is niet geïndiceerd voor het gebruik bij kinderen en jongeren tot 18 jaar.
Gebruikt u naast Cetrotide nog andere geneesmiddelen, heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de
mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts.
Gebruik Cetrotide niet als u zwanger bent, denkt dat u zwanger bent of wanneer u borstvoeding geeft.
Cetrotide heeft naar verwachting geen invloed op uw rijvaardigheid en op uw vermogen om machines te gebruiken.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts.
Dit geneesmiddel is uitsluitend bestemd voor onderhuidse injectie in de buik (subcutaan). Om huidirritatie te voorkomen, kiest u iedere dag een andere injectieplaats.
De eerste injectie moet onder toezicht van uw dokter worden toegediend. Uw dokter of de verpleegkundige zal u laten zien hoe het geneesmiddel wordt bereid en geïnjecteerd.
De volgende injecties mag u zelf toedienen, mits uw dokter u op de hoogte heeft gebracht van de verschijnselen die op allergie kunnen duiden en van de mogelijke ernstige of
levensbedreigende gevolgen die onmiddellijke behandeling vereisen (zie rubriek 4 ‘Mogelijke bijwerkingen’).
Lees en volg zorgvuldig de instructies aan het einde van deze bijsluiter vermeld in ‘Hoe wordt Cetrotide gemengd en geïnjecteerd’.
U start op dag 1 van de behandelcyclus met een ander geneesmiddel. Na een paar dagen begint u met Cetrotide. (Zie de volgende rubriek ‘Hoeveel gebruikt u?’).
Injecteer de inhoud van 1 injectieflacon (0,25 mg Cetrotide) eenmaal per dag. Het geneesmiddel wordt
bij voorkeur dagelijks op hetzelfde tijdstip geïnjecteerd, met een tussenpoos van 24 uur tussen elke dosis.
U kunt ervoor kiezen elke ochtend of elke avond de injectie toe te dienen.
Als u elke ochtend injecteert: begin met injecteren op dag 5 of 6 van de behandelcyclus. Op basis van de reactie van uw eierstokken kan uw arts beslissen om op een andere dag te
beginnen. Uw arts zal u de exacte datum en het tijdstip noemen. U blijft het middel gebruiken
tot en met de ochtend waarop uw eicellen worden afgenomen (ovulatie-inductie). OF
Als u elke avond injecteert: begin met injecteren op dag 5 van de behandelcyclus. Op basis van de reactie van uw eierstokken kan uw arts beslissen om op een andere dag te beginnen. Uw arts zal u de exacte datum en het tijdstip noemen. U blijft het middel gebruiken tot en met de avond die vooraf gaat aan de dag waarop de eicellen worden afgenomen (ovulatie-inductie).
Als u onbedoeld meer van dit geneesmiddel injecteert dan de bedoeling is, heeft dit naar verwachting
geen nadelige effecten. Het effect van het geneesmiddel zal langer aanhouden. Doorgaans zijn er geen specifieke maatregelen noodzakelijk.
Als u een dosis bent vergeten, injecteert u deze alsnog zo snel mogelijk en bespreekt u dit met uw arts.
Injecteer geen dubbele dosis om een vergeten dosis in te halen.
Heeft u nog andere vragen over het gebruik van dit geneesmiddel? Neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
Warme, rode huid, jeuk (vaak in de lies of oksel), rode, jeukende huidverdikkingen (galbulten), loopneus, snelle of ongelijkmatige hartslag, zwelling van tong en keel, niezen, piepende ademhaling of ernstige ademhalingsmoeilijkheden, of duizeligheid. U heeft mogelijk een
ernstige, levensbedreigende allergische reactie op het geneesmiddel. Dit komt soms voor (kan
maximaal 1 op de 100 vrouwen treffen).
Als zich bij u een van de hierboven genoemde bijwerkingen voordoet, stop dan met het gebruik van Cetrotide en neem onmiddellijk contact op met uw arts.
Dit kan het gevolg zijn van de andere geneesmiddelen die u gebruikt om uw eierstokken te stimuleren.
Pijn in de onderbuik samen met misselijkheid of overgeven kunnen de symptomen zijn van OHSS. Dit kan erop duiden dat de eierstokken overmatig reageren op de behandeling en dat
zich grote ovariumcysten hebben gevormd. Dit komt vaak voor (kan maximaal 1 op de 10 vrouwen treffen).
Het OHSS kan ernstig worden met duidelijk vergrote eierstokken, verminderde urineproductie, gewichtstoename, ademhalingsmoeilijkheden of vocht in buik- of borstholte. Dit komt soms voor (kan maximaal 1 op de 100 vrouwen treffen).
Als zich bij u een van de hiervoor genoemde bijwerkingen voordoet, moet u onmiddellijk uw arts
raadplegen.
Vaak (kunnen maximaal 1 op de 10 vrouwen treffen):
Milde en kortdurende huidirritatie kan optreden op de injectieplaats, zoals roodheid, jeuk of zwelling.
Soms (kunnen maximaal 1 op de 100 vrouwen treffen):
Ziek voelen (misselijkheid)
Hoofdpijn.
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor
mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het nationale meldsysteem zoals vermeld in aanhangsel V. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos, de injectieflacon en de voorgevulde spuit na EXP. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Bewaren in de koelkast (2°C - 8°C). Niet in de vriezer of naast het vriescompartiment of een vriespak plaatsen.
Bewaren in de oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht.
Het ongeopende product kan in de oorspronkelijke verpakking worden bewaard bij kamertemperatuur (beneden 30°C) gedurende maximaal drie maanden.
Na bereiding moet de oplossing onmiddellijk worden toegediend.
Gebruik dit geneesmiddel niet als u merkt dat het witte poeder in de injectieflacon er anders uitziet. U mag de bereide oplossing in de injectieflacon niet gebruiken als hij niet helder en kleurloos is of als hij deeltjes bevat.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
De werkzame stof in dit middel is cetrorelix. Elke injectieflacon bevat 0,25 mg cetrorelix (als acetaat).
De andere stoffen in dit middel zijn:
In het poeder: mannitol
In het oplosmiddel: water voor injecties.
Cetrotide is een poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie. Het witte poeder wordt geleverd in een glazen injectieflacon met rubberen stop. Het oplosmiddel is een heldere en kleurloze oplossing
in een voorgevulde spuit.
De injectieflacon met poeder bevat 0,25 mg cetrorelix en de voorgevulde spuit bevat 1 ml oplosmiddel.
Het is verkrijgbaar in verpakkingen met 1 injectieflacon en 1 voorgevulde spuit of 7 injectieflacons en 7 voorgevulde spuiten (niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht).
De verpakking voor iedere injectieflacon bevat ook:
Eén naald met een geel merkteken - om het steriele water in de injectieflacon te injecteren en om het bereide geneesmiddel uit de injectieflacon op te zuigen.
Eén naald met een grijs merkteken - om het geneesmiddel in de buik te injecteren.
Twee alcoholgaasjes om te reinigen.
Merck Europe B.V., Gustav Mahlerplein 102, 1082 MA Amsterdam, Nederland
Merck Healthcare KGaA, Frankfurter Straße 250, D-64293 Darmstadt, Duitsland
Deze rubriek beschrijft hoe het poeder en het steriele water (oplosmiddel) gemengd moeten worden en hoe het geneesmiddel geïnjecteerd moet worden.
Lees eerst de instructies volledig door, voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken.
Dit geneesmiddel is uitsluitend voor u bedoeld – voorkom dat iemand anders het gebruikt.
Gebruik elke naald, injectieflacon en spuit slechts eenmaal.
Het is belangrijk dat uw handen en alles wat u verder gebruikt, zo schoon mogelijk zijn.
Eén injectieflacon met poeder
Eén voorgevulde spuit met steriel water (oplosmiddel)
Eén naald met een geel merkteken – om het steriele water in de injectieflacon te injecteren en om het bereide geneesmiddel uit de injectieflacon op te zuigen
Eén naald met een grijs merkteken – om het geneesmiddel in de buik te injecteren
Twee alcoholgaasjes.
Er zit een rubberen stop onder – laat deze in de injectieflacon zitten.
Neem de aluminiumring en de rubberen stop af met een alcoholgaasje.
Haal de injectienaald met het gele merkteken uit de verpakking.
Neem de dop van de voorgevulde spuit en schroef de gele naald erop. Verwijder de dop van de naald.
Druk de gele naald door het midden van de rubberen stop van de injectieflacon.
Injecteer het water in de injectieflacon door langzaam op de zuiger van de spuit te drukken. Gebruik geen ander water.
Laat de spuit in de rubberen stop zitten.
Houd de spuit en de injectieflacon goed vast en beweeg deze zachtjes heen en weer om het poeder en het water te mengen. Na het mengen is de oplossing helder zonder deeltjes.
Niet schudden, hierdoor ontstaan luchtbellen in het geneesmiddel.
Houd de injectieflacon ondersteboven. Trek dan de zuiger voorzichtig terug, om het geneesmiddel uit de injectieflacon in de spuit op te zuigen. Zorg ervoor dat u de zuiger
met het rubberen afsluitdopje niet helemaal uit de spuit trekt. Als u de zuiger met het rubberen afsluitdopje per ongeluk uit de spuit heeft getrokken, gooi de dosis dan in elk geval weg omdat hij niet meer steriel is, en bereid een nieuwe dosis (begin weer bij stap 1).
Als er oplossing achterblijft in de injectieflacon, trek dan de gele naald naar buiten tot het uiteinde van de naald zich net in de rubberen stop bevindt. Als u van de zijkant door de
opening in de rubberen stop kijkt, kunt u de beweging van de naald en de vloeistof volgen.
Zorg ervoor dat al het geneesmiddel uit de injectieflacon wordt opgezogen.
Plaats de dop terug op de gele naald. Schroef de gele naald los van de spuit en leg de spuit weg.
Haal de naald met het grijze merkteken uit de verpakking. Schroef de grijze naald op de
spuit en verwijder de dop van de grijze naald.
Houd de spuit met de grijze naald naar boven gericht en controleer of er luchtbellen in zitten.
Eventuele luchtbellen worden verwijderd door zachtjes tegen de spuit te tikken tot alle
luchtbellen zich bovenin bevinden – druk vervolgens langzaam op de zuiger tot alle luchtbellen zijn verdwenen.
Raak de grijze naald niet aan en zorg dat de naald nergens mee in aanraking komt.
Kies voor de injectie een plaats op de buik, bij voorkeur rond de navel. Huidirritatie wordt voorkomen door elke dag een andere injectieplaats te kiezen.
Reinig de huid bij de injectieplaats met het tweede alcoholgaasje – maak een draaiende
beweging.
Houd de spuit in één hand vast – zoals u een pen vasthoudt.
Knijp met de andere hand de huid rondom de plaats waar u wilt injecteren zachtjes samen en houd de huidplooi stevig vast.
Druk de grijze naald langzaam volledig in de huid onder een hoek van 45 tot 90 graden –
laat dan de huidplooi los.
Trek de zuiger van de spuit zachtjes terug. Als er bloed zichtbaar wordt, ga dan verder
met stap 5 hieronder.
Als er geen bloed zichtbaar wordt, druk dan de zuiger langzaam verder om het middel te injecteren.
Wanneer de spuit leeg is, trekt u de grijze naald langzaam en onder dezelfde hoek terug uit de huid.
Gebruik het tweede alcoholgaasje om zachtjes druk uit te oefenen op de plaats waar u zojuist heeft geïnjecteerd.
Trek de grijze naald langzaam en onder dezelfde hoek terug uit de huid
Gebruik het tweede alcoholgaasje om zachtjes druk uit te oefenen op de plaats waar u zojuist de huid heeft aangeprikt
Leeg de spuit in de gootsteen en ga verder met stap 6 hieronder
Was uw handen en begin opnieuw met een nieuwe injectieflacon en voorgevulde spuit.
Gebruik elke naald, injectieflacon en spuit slechts eenmaal.
Plaats de dop terug over de naalden zodat ze veilig kunnen worden weggegooid.
Vraag uw apotheker hoe u de gebruikte naalden, injectieflacons en spuiten veilig kunt afvoeren.