Ceplene
histamine dihydrochloride
histamine dihydrochloride
Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. U kunt hieraan bijdragen door melding te maken van alle bijwerkingen die u eventueel zou ervaren. Aan het einde van rubriek 4 leest u hoe u dat kunt doen.
Bewaar deze bijsluiter. Misschien hebt u hem later weer nodig.
Hebt u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Geef dit geneesmiddel niet door aan anderen, want het is alleen aan u voorgeschreven. Het kan schadelijk zijn voor anderen, ook al hebben zij dezelfde klachten als u.
Krijgt u last van bijwerkingen? Neem dan contact op met uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. Zie rubriek 4.
Wat is Ceplene en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Wanneer mag u Ceplene niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hoe gebruikt u Ceplene?
Mogelijke bijwerkingen
Hoe bewaart u Ceplene?
Inhoud van de verpakking en overige informatie.
Ceplene behoort tot een groep van geneesmiddelen die immuunmodulerende geneesmiddelen worden genoemd. Deze geneesmiddelen helpen het immuunsysteem van het lichaam om ziekten als kanker te bestrijden, door de natuurlijke functie van het immuunsysteem met betrekking tot de bestrijding van ziekten te verbeteren. De werkzame stof in Ceplene is histaminedihydrochloride; deze stof is identiek aan een stof die van nature in het lichaam voorkomt. Ceplene wordt tezamen gebruikt met een lage dosis interleukine-2 (IL-2), een ander geneesmiddel dat het immuunsysteem helpt om ziekten als kanker te bestrijden.
Ceplene wordt bij volwassen patiënten samen met IL-2 gebruikt om een bepaald type leukemie te behandelen dat acute myeloïde leukemie (AML) wordt genoemd. Dit is een kanker van bloedvormende cellen in het beenmerg. Ceplene wordt gebruikt om de remissie (de periode waarin de ziekte minder ernstig of niet aantoonbaar is) in stand te houden. Ceplene met IL-2 zal uw immuunsysteem helpen de kankercellen die na een eerdere behandeling van de kanker zijn achtergebleven, aan te pakken.
Tijdens uw behandeling zult u altijd IL-2 EN Ceplene gebruiken. Als u vragen heeft over Ceplene of IL-2, kunt u die aan uw arts stellen.
U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6.
Als u ernstige hartproblemen heeft.
Als u een van volgende geneesmiddelen krijgt:
Steroïden, zoals prednison en dexamethason. Deze worden gebruikt om de activiteit van het immuunsysteem te remmen (immunosuppressiva) en om ontstekingen te verminderen.
Clonidine, een geneesmiddel dat wordt gebruikt ter verlaging van hoge bloeddruk.
H2-blokkers, zoals cimetidine, ranitidine, famotidine of nizatidine, die worden gebruikt om maagzweren, maagklachten (dyspepsie) of zuurbranden te behandelen.
Als u een stamceltransplantatie (een soort beenmergtransplantatie) van een donor heeft gehad.
Als u zwanger bent.
Als u borstvoeding geeft.
Neem contact op met uw arts, of apotheker of verpleegkundige voordat u dit middel gebruikt. Ceplene en IL-2 mogen niet tegelijk worden geïnjecteerd. Eerst moet IL-2 worden geïnjecteerd.
Ceplene moet 1 tot 3 minuten later worden geïnjecteerd.
Ceplene moet langzaam worden geïnjecteerd in de weefsellaag net onder de huid (subcutaan), gedurende een tijdsduur van ongeveer 5 tot 15 minuten. Een snelle injectie kan een daling van de bloeddruk veroorzaken, waardoor u zich zwak kunt voelen of zelfs kunt flauwvallen.
U begint uw behandeling met Ceplene in de kliniek onder toezicht van een arts. U moet worden bewaakt om te controleren hoe u op de behandeling reageert. Uw arts zal uw bloeddruk, polsslag en longfunctie controleren. Tevens zal uw arts tijdens de behandeling een aantal bloedtests doen.
Indien u een van de volgende aandoeningen heeft gehad, zult u tijdens de volgende behandelingsdagen of de volgende behandelingscyclussen in het ziekenhuis worden bewaakt:
bloedende zweren,
beroerte,
vernauwing van de slagaders (systemisch perifeer arterieel lijden),
hartziekte (voor ernstige hartproblemen, zie “Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?” hierboven),
een geschiedenis van een auto-immuunziekte (een ziekte waarbij het immuunsysteem de eigen cellen of weefsels van het lichaam aanvalt, zoals systemische lupus erythematodes, reumatoïde artritis, inflammatoir darmlijden of psoriasis).
Als u een van de andere geneesmiddelen gebruikt die onder “Gebruikt u nog andere geneesmiddelen?” worden genoemd, of als u een operatie moet ondergaan of een speciaal röntgenonderzoek waarvoor een injectie nodig is, moet u met uw arts overleggen.
Indien u een infectie heeft, zal uw arts u nauwgezet bewaken. Indien u binnen 14 dagen voor het begin van de behandeling een infectie heeft gehad waarvoor u geneesmiddelen moest gebruiken die infecties bestrijden (antibiotica, middelen tegen schimmel- of virusziekten), zal uw arts uw nauwgezet bewaken.
Als u nierproblemen heeft, moet u daar met uw arts over praten voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Er kan een daling van de bloeddruk optreden.
Als u leverproblemen heeft, moet u daar met uw arts over praten voordat u dit geneesmiddel gebruikt. Uw arts zal eventueel de dosis veranderen.
Gebruik van Ceplene wordt niet aanbevolen voor kinderen en jongeren tot 18 jaar, omdat er geen informatie beschikbaar is over het gebruik van het geneesmiddel in deze leeftijdsgroep.
Gebruikt u naast Ceplene nog andere geneesmiddelen, of hebt u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel dat dan uw arts of apotheker. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die u zonder voorschift kunt krijgen.
Indien u een van de volgende geneesmiddelen gebruikt, moet u absoluut eerst met uw arts of apotheker overleggen voordat u Ceplene gebruikt. Sommige van deze geneesmiddelen mogen niet tijdens de behandeling met Ceplene worden gebruikt of vereisen speciale voorzorgsmaatregelen:
H2-blokkers, zoals cimetidine, ranitidine, famotidine of nizatidine. Deze worden gebruikt om maagzweren, maagklachten (dyspepsie) of zuurbranden te behandelen (zie “Wanneer mag u dit
middel niet gebruiken?” hierboven).
Bepaalde antipsychotica zoals chloorpromazine, flupenthixol, thoridazine, clozapine en risperidon. Deze worden gebruikt om psychische aandoeningen te behandelen.
Geneesmiddelen voor hoge bloeddruk (bijvoorbeeld een thiazidediureticum [bendrofluazide], ACE-remmer [captopril], calciumantagonist [nifedipine] of alfablokker [prazosine]).
Als u een operatie moet ondergaan of een speciaal röntgenonderzoek waarvoor een injectie nodig is, moet u de arts van tevoren vertellen dat u Ceplene krijgt. Bepaalde geneesmiddelen die bij operaties worden gebruikt (zoals neuromusculaire blokkerende geneesmiddelen en narcotische pijnstillers) of kleurstoffen die voor bepaalde röntgenonderzoeken worden gebruikt, kunnen een negatieve invloed op dit geneesmiddel hebben.
Er is geen informatie over het gebruik van Ceplene door zwangere vrouwen.
Daarom mag tijdens de zwangerschap geen behandeling met Ceplene en IL-2 plaatsvinden.
Zowel mannen als vrouwen die deze behandeling gebruiken, moeten anticonceptie toepassen, omdat het belangrijk is dat tijdens de behandeling met Ceplene en IL-2 geen kind wordt verwekt.
Het is niet bekend of Ceplene in de moedermelk komt. Daarom mogen Ceplene en IL-2 niet worden gebruikt door vrouwen die borstvoeding geven.
Vraag uw arts of apotheker om advies voordat u een geneesmiddel gebruikt.
U mag binnen 1 uur na toediening van de Ceplene-injectie geen auto besturen of een machine bedienen, omdat er lage bloeddruk kan optreden, die duizeligheid, een licht gevoel in het hoofd en wazig zien kan veroorzaken. Dit kan invloed hebben op uw rijvaardigheid en uw vermogen om machines te bedienen.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals uw arts u dat heeft verteld. Twijfelt u over het juiste gebruik? Neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige.
Dit geneesmiddel moet worden voorgeschreven en gecontroleerd door een arts met kennis van acute myeloïde leukemie.
Omdat u IL-2 en Ceplene als combinatiebehandeling gaat gebruiken, volgt hier informatie over de dosering van beide middelen:
Interleukine-2 (IL-2)
IL-2 wordt tweemaal daags als een subcutane injectie (in de weefsellaag vlak onder de huid) ingespoten, 1 tot 3 minuten voor de injectie van Ceplene. Elke dosis wordt op basis van uw lichaamsgewicht berekend. Uw arts zal u vertellen hoe en hoeveel u moet injecteren.
Ceplene
De gebruikelijke dosis Ceplene is 0,5 ml oplossing tweemaal per dag, toegediend als een langzame subcutane injectie (in de weefsellaag vlak onder de huid).
Ceplene moet 1 tot 3 minuten na IL-2 worden geïnjecteerd.
De twee geneesmiddelen, IL-2 en Ceplene, worden beide tweemaal per dag geïnjecteerd, waarbij tussen de injecties een tussenpoos van minstens 6 uur moet zitten.
Behandelingsperioden en onderbrekingen van de behandeling
De behandeling met IL-2 en Ceplene duurt 81 weken en wordt in cyclussen gegeven.
Gedurende de eerste 18 weken: u krijgt dagelijks IL-2 en Ceplene gedurende 3 weken, gevolgd door een onderbreking van 3 weken (waarin geen behandeling plaatsvindt).
Gedurende de volgende 63 weken: u krijgt dagelijks IL-2 en Ceplene gedurende 3 weken, gevolg door een onderbreking van 6 weken (waarin geen behandeling plaatsvindt).
Zelf Ceplene injecteren
Uw arts kan beslissen dat het gemakkelijker voor u is om IL-2 en Ceplene zelf te injecteren.
Uw arts of verpleegkundige zal u leren hoe u de medicatie zelf kunt injecteren. U mag niet zelf injecteren als u geen instructies heeft gekregen van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.
Aanbevolen wordt om ervoor te zorgen dat altijd iemand bij u is als u dit geneesmiddel injecteert, zoals een volwassen familielid, vriend of andere zorgverlener, die u kan helpen als u zich licht in het hoofd voelt of flauwvalt.
Voor meer instructies over de manier waarop u dit geneesmiddel zelf moet injecteren, moet u de rubriek “INSTRUCTIES VOOR DE ZELFINJECTIE VAN CEPLENE” aan het einde van deze bijsluiter lezen.
Uw arts kan u adviseren dat het goed is om een spuitpomp te gebruiken, om de injectie van Ceplene te reguleren. Als u een spuitpomp gebruikt, moet u de instructies lezen die door de fabrikant van de pomp worden verstrekt en moet u de training volgen die uw arts of verpleegkundige geeft.
Gebruik dit geneesmiddel altijd precies zoals u geadviseerd is. Als u per ongeluk meer injecteert dan u verteld is, moet u onmiddellijk contact met uw arts of apotheker opnemen.
Neem geen dubbele dosis om de vergeten dosis in te halen. Ga door met de behandeling zoals u is voorgeschreven. Als u op een dag een van uw doses heeft gemist, neem dan contact op met uw arts of apotheker.
Indien u met het gebruik van Ceplene wilt stoppen, probeer dan van tevoren uw arts te raadplegen. Informeer uw behandelend arts onmiddellijk als u zelf besloten heeft te stoppen.
Als u nog vragen heeft over het gebruik van dit geneesmiddel, vraag dan uw arts of apotheker.
Zoals elk geneesmiddel kan ook dit geneesmiddel bijwerkingen hebben, al krijgt niet iedereen daarmee te maken.
Als u tijdens of kort na de injectie een bijwerking ervaart, moet u dat aan uw arts vertellen.
Hypotensie (lage bloeddruk) kan zeer vaak optreden en kan leiden tot een licht gevoel in het hoofd en flauwvallen. Als u dit opmerkt na gebruik van Ceplene, raadpleeg uw arts direct maar in ieder geval voordat u verdere injecties met Ceplene toedient.
Infecties van de bovenste luchtwegen
Toename van het aantal van een bepaald type witte bloedcellen in het bloed (eosinofilie) en afname van het aantal bloedplaatjes (trombocytopenie)
Hoofdpijn en duizeligheid
Veranderde smaak (dysgeusie)
Snelle hartslag (tachycardie)
Plotselinge roodheid van het gezicht (“flushing”)
Hoesten, ademhalingsproblemen (kortademigheid)
Misselijkheid, maagklachten (dyspepsie) en diarree
Huiduitslag
Gewrichts- en spierpijnen (artralgie en myalgie)
Ontstoken, korrelige huid op de injectieplaats, moeheid, koorts, roodheid op de injectieplaats, het warm hebben, reactie op de injectieplaats, jeuk op de injectieplaats, griepachtige
verschijnselen, koude rillingen, ontsteking en pijn op de injectieplaats.
Afname van het aantal witte bloedcellen (leukopenie)
Afname van het aantal van een bepaald soort witte bloedcellen (neutropenie)
Longontsteking (pneumonie)
Verlies van eetlust (anorexia)
Slaapproblemen (insomnia)
Hartkloppingen
Neusverstopping
Braken, pijn in de bovenbuik en droge mond
Maagontsteking (gastritis)
Opgezette buik
Abnormale roodheid van de van de huid (erytheem), meer zweten (hyperhidrose), nachtzweten en jeuk (pruritus)
Pijn in de ledematen en rugpijn
Galbulten, blauwe plek, uitslag en zwelling op de injectieplaats, zwakte (asthenie) en pijn op de borst.
Droge huid
Angst
Gevoel van algeheel ongerief of onwelbevinden
Ophoping van vocht in het lichaam, vooral in de benen (oedeem)
Gewichtsverlies
Het gevoel te tollen (draaiduizeligheid)
Het lichaam maakt niet voldoende thyroxine aan, een lichaamsstof die een hormoon wordt genoemd (hypothyreoïdie)
Verlaging van het aantal rode bloedcellen (anemie)
Uitdroging (dehydratie)
Depressie
Tintelingen, steken of een doof gevoel van de huid (paresthesie)
Opvliegers
Piepen
Obstipatie, opgezette buik, ontstoken mond
Pijn en de vorming van extra weefsel in de huid rond de injectieplaats
Krijgt u last van bijwerkingen, neem dan contact op met uw arts, apotheker of verpleegkundige. Dit geldt ook voor mogelijke bijwerkingen die niet in deze bijsluiter staan. U kunt bijwerkingen ook rechtstreeks melden via het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, website www.lareb.nl. Door bijwerkingen te melden, kunt u ons helpen meer informatie te verkrijgen over de veiligheid van dit geneesmiddel.
Buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Gebruik dit geneesmiddel niet meer na de uiterste houdbaarheidsdatum. Die is te vinden op de doos en het etiket van de injectieflacon. Daar staat een maand en een jaar. De laatste dag van die maand is de uiterste houdbaarheidsdatum.
Niet invriezen.
De oplossing moet voor toediening visueel worden geïnspecteerd op vaste deeltjes en verkleuring. De oplossing moet helder en kleurloos zijn.
Spoel geneesmiddelen niet door de gootsteen of de WC en gooi ze niet in de vuilnisbak. Vraag uw apotheker wat u met geneesmiddelen moet doen die u niet meer gebruikt. Ze worden dan op een verantwoorde manier vernietigd en komen niet in het milieu terecht.
De werkzame stof in dit middel is histaminedihydrochloride. Eén injectieflacon bevat 0,5 mg histaminedihydrochloride in 0,5 ml oplossing.
De andere stoffen in dit middel zijn water voor injecties en natriumchloride, terwijl Ceplene ook natriumhydroxide en/of zoutzuur kan bevatten ter correctie van de pH.
Ceplene is een heldere, kleurloze vloeistof. Het zit in een glazen injectieflacon met een grijze rubberen stop, en een blauwe aluminium verzegeling die ervan af kan worden getrokken en waaraan te zien is of de flacon intact is.
Ceplene is verkrijgbaar in verpakkingen van 14 injectieflacons.
Noventia Pharma srl
Via Carlo PISACANE 31 I-47121 Forli (FC)
Italië
Labiana Pharmaceuticals, S.L.U. C/ Casanova, 27-31
08757 Corbera de Llobregat (Barcelona) Spanje
Dit geneesmiddel is geregistreerd met als kanttekening dat er uitzonderlijke omstandigheden waren. Dit betekent dat het vanwege de zeldzaamheid van de ziekte onmogelijk was om volledige informatie over dit geneesmiddel te krijgen. Het Europees Geneesmiddelenbureau zal ieder jaar mogelijke nieuwe informatie over dit geneesmiddel beoordelen en zo nodig zal deze bijsluiter worden aangepast.
Deze rubriek bevat informatie over de wijze waarop u zelf een Ceplene-injectie kunt toedienen.
Lees de volgende instructies zorgvuldig door. Het is belangrijk dat u niet zelf injecties toedient als u geen speciale training van uw arts of verpleegkundige heeft gekregen. Als u twijfelt over de wijze waarop u de injectie moet toedienen of als u vragen heeft, vraag dan uw arts of verpleegkundige om hulp.
Als u zich tijdens of na de injecties zwak of duizelig voelt, moet u dat aan uw arts vertellen voordat u de volgende dosis injecteert. Misschien zal uw arts de tijdsduur verlengen gedurende welke u de injectie toedient, of uw dosis veranderen.
U moet Ceplene en IL-2 tweemaal per dag injecteren door een subcutane injectie (in de weefsellaag die vlak onder de huid ligt), volgens de instructies die uw arts u heeft gegeven.
Injecteer altijd eerst IL-2. Ceplene moet 1 tot 3 minuten later worden geïnjecteerd.
Ceplene mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen en mag niet worden verdund. Uw arts zal u uitleggen hoe u IL-2 moet voorbereiden en injecteren.
Aanbevolen wordt om ervoor te zorgen dat altijd iemand bij u is als u Ceplene injecteert, zoals een volwassen familielid, vriend of andere zorgverlener, die u kan helpen als u zich licht in het hoofd voelt of flauwvalt.
Om een dosis Ceplene te bereiden, heeft u het volgende nodig:
1 injectieflacon Ceplene-oplossing (0,5 ml)
1 steriele spuit met maatstrepen en naald
1 alcoholdoekje
1 Neem 1 injectieflacon uit de doos. Controleer de vervaldatum (EXP) op het etiket van de flacon.
Niet gebruiken indien de laatste dag van de aangegeven maand voorbij is.
Was uw handen grondig met water en zeep.
Controleer nog eens het etiket van de injectieflacon, om er zeker van te zijn dat u het juiste geneesmiddel gebruikt. De oplossing moet helder en kleurloos zijn. Als dat niet zo is, moet u een andere flacon gebruiken en uw arts of apotheker ervan in kennis stellen.
Verwijder de plastic dop van de injectieflacon, waarbij de stop met de rubberen binnencirkel bloot komt te liggen.
Reinig het rubberen deel van de stop met een alcoholdoekje. Raak de stop niet met uw handen aan.
Pak de steriele spuit. Let op de genummerde merktekens die erop staan. Elk merkteken (0,1, 0,2, 0,3, etc.) staat voor een tiende van een milliliter (0,1 ml). Met de naald nog in het omhulsel trekt u de zuiger terug en trekt u lucht in de spuit tot het niveau (aantal milliliters) dat u arts u heeft gezegd. Zie figuur 1.
Trek het omhulsel in een rechte lijn van de naald. Met de injectieflacon op een vlakke ondergrond duwt u de naald recht door de rubberen stop in de flacon.
Trek de zuiger van de spuit naar beneden om lucht in de injectieflacon te injecteren. Zie figuur 2.
10 Draai de injectieflacon, terwijl u zowel de flacon als de spuit vasthoudt, op zijn kop. Corrigeer de positie van de spuit zo dat de tip van de naald zich iets boven de rubberen stop, maar nog wel in de oplossing bevindt. Zie figuur 3.
11. Trek de zuiger langzaam terug om de oplossing in de spuit te trekken en vul de spuit tot het niveau (aantal milliliter) dat u arts u heeft gezegd. Indien luchtbellen in de spuit verschijnen, drukt u de oplossing langzaam in de injectieflacon terug en trekt u de oplossing opnieuw op.
12 Trek de naald uit de flacon. Leg de spuit niet neer en zorgt ervoor dat de naald nergens mee in contact komt.
Doe het omhulsel weer om de naald. Plaats de spuit op een schone, vlakke ondergrond.
In de injectieflacon kan een beetje oplossing achterblijven. De flacon moet naar de apotheker worden teruggebracht ter vernietiging.
NB: de injectieflacon bevat een extra hoeveelheid om gemakkelijk een 0,5 ml-dosis eruit te krijgen.
Controleer de spuit nog eens om er zeker van te zijn dat u de juiste hoeveelheid heeft opgetrokken.
Neem de spuit en volg de “INSTRUCTIES VOOR DE INJECTIE” hieronder.
Doorgaans zult u per dag twee doses van 0,5 ml injecteren, tenzij uw arts u een lagere dosis heeft voorgeschreven.
Voor de injectie heeft u het volgende nodig:
1 bereide spuit voor uw IL-2-injectie (zie de bijsluiter van IL-2 en houd u aan de dosisinstructies van uw arts).
1 bereide spuit met Ceplene.
Alcoholdoekje(s).
Een timer, klok of horloge met een secondewijzer.
Een afvalbak die bestand is tegen prikgaatjes, om de gebruikte spuiten veilig weg te gooien.
Zoek een comfortabele, goed verlichte plaats waar u kunt zitten en ook kunt gaan liggen. Plaats de bereide spuiten met IL-2 en Ceplene en een geopend alcoholdoekje op een plaats waar u er goed bij kunt. Voor uw veiligheid is het van belang dat u ergens zit waar u achterover kunt leunen of plat kunt gaan liggen tijdens het toedienen van de injecties.
Injecteer IL-2 zoals u dat geleerd is.
Wacht 1 tot 3 minuten.
Besluit waar u Ceplene zult injecteren. U kunt kiezen voor de binnen- of buitenkant van de dijen, armen of de bovenbuik. Ceplene en IL-2 mogen niet in hetzelfde gebied worden toegediend. Als u IL-2 bijvoorbeeld in de linker arm injecteert, kunt u Ceplene in de linker of rechter dij, de bovenbuik of de rechter arm injecteren. Wissel steeds van plaats die u voor de injectie gebruikt. Voor mogelijke injectieplaatsen, zie figuur 4.
Ontbloot het huidgebied dat u kiest. Maak het gebied met een alcoholdoekje schoon. Laat het gebied 10 seconden drogen.
Neem een plooi van de gereinigde huid tussen duim en wijsvinger op, zonder te knijpen.
Houd de naald ofwel verticaal (90°) ofwel onder een hoek van 45° ten opzichte van de huid en breng de naald in één snelle beweging zo ver mogelijk onder de huid in. De naald moet tot onder de huid worden ingebracht, maar niet in een bloedvat onder de huid. Zie figuur 6.
Trek de zuiger een beetje terug. Als er bloed verschijnt, mag u Ceplene niet injecteren, omdat de naald in een bloedvat zit. Trek de naald terug en verwijder de spuit zoals u is geleerd. Neem nieuwe materialen en begin van voren af aan, ook als er al 3 minuten verstreken zijn na de injectie van IL-2.
Let op de genummerde merktekens op elke spuit. Elk merkteken (0,1, 0,2, 0,3, etc.) staat voor een
tiende van een milliliter (0,1 ml).
Duw de zuiger naar beneden en injecteer elke minuut een tiende van een milliliter (0,1 ml), of langzamer als uw arts u dat gezegd heeft. Zie figuur 7.
Wanneer de spuit leeg is, trekt u de naald uit uw huid.
Druk zachtjes met het alcoholdoekje op de injectieplaats, zonder te wrijven.
Verwijder de spuit in het tegen prikgaatjes bestendige afvalbakje, zoals u geleerd is.